Een Koninkrijk van eer
God wil de jongste zonen en dochters die zichzelf in het land van de leegte zijn kwijtgeraakt in ere herstellen. Waar we in Nederland een cultuur van schuld en boete hebben – ‘eens een dief, altijd een dief ’ – heeft het koninkrijk van God een cultuur van eer: de Vader eert de Zoon (Johannes 8:54) en de Zoon eert de Vader (Johannes 8:49). In de gemeente zouden we mensen niet moeten eren om wat ze doen of vanwege hun positie in de kerk, maar omdat we met Gods ogen naar hen kijken. Petrus schrijft: ‘Houd iedereen in ere’ (1 Petrus 2:17). Mensen eren is mensen hoogachten zoals God dit doet. Wanneer mensen nooit geëerd zijn hebben ze een slecht zelfbeeld ontwikkeld en zijn ze vatbaar geworden voor de zonde. Misschien bedoelt Paulus dat we gemeenteleden die gezondigd hebben, en die we al gauw als minder eervol beschouwen, grotere eer zullen verlenen: ‘De delen die bij ons niet erg in aanzien staan, waarvoor wij ons schamen, omgeven wij met meer zorg, behandelen wij met meer eerbied, dan de andere delen van het lichaam. Die hebben dat niet nodig. God heeft het lichaam zo samengesteld dat Hij de delen die het nodig hebben, grotere eer verleende. Want er moet geen verdeeldheid heersen in het lichaam, de lichaamsdelen moeten zorg hebben voor elkaar’ (1 Korinthe 12:23-25, GN). Iemand kan alleen maar herstellen als hij Gods liefde toelaat en gelooft hoe God naar hem kijkt en met hem omgaat. Als kerk mogen we de jongste zonen en dochters leren hoe God in Christus naar hen kijkt. We mogen hen uitnodigen om hun nieuwe identiteit in Christus te omarmen en hieruit te gaan leven. Om ook zelf de open armen theologie van Jezus in praktijk te brengen.
Uit: Live in love