Niet iedereen wordt ‘in de tussentijd’ (tussen hemelvaart en wederkomst) door God genezen. Zelfs Jezus genas niet alle mensen in de tijd dat Hij op aarde was. De vraag is vooral hoe we omgaan met het gegeven dat niet alle mensen in de tussentijd door God worden genezen. Het antwoord dat Jezus aan Johannes de Doper gaf, toen hij door koning Herodes in de gevangenis was gezet, kan ons helpen om onze houding te bepalen als God ons niet geneest.
Het leven van Johannes had in het teken gestaan van de komst van de Messias. Hij was de voorbode van Jezus en had Hem persoonlijk aangewezen als de beloofde Messias. Als Johannes in de gevangenis zit, vertellen zijn leerlingen hem van de wonderlijke genezingen die Jezus doet en dat zelfs doden worden opgewekt. Dit roept vragen en twijfels bij Johannes op. Zelf zit hij in de gevangenis zonder dat Jezus ingrijpt. Daarom stuurt Johannes een paar van zijn leerlingen naar Jezus om zijn vraag aan Hem voor te leggen: ‘Bent U het die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ Jezus antwoordt dat de leerlingen aan Johannes moeten vertellen wat ze zien: blinden zien, verlamden lopen, melaatsen worden rein, doven horen, doden worden opgewekt en het evangelie wordt gebracht aan de armen.
Jezus citeert hier Jesaja 61 waar geprofeteerd wordt over de bediening van de Messias. Er is echter één opvallend detail uit deze profetie dat Jezus niet citeert. Het is de belofte dat gevangenen uit de kerker worden bevrijd. Uitgerekend de situatie waar Johannes in zit slaat Jezus over! Jezus is slechts een paar honderd meter verwijderd van de plek waar Johannes gevangen zit en Hij doet helemaal niets. Het is bijna alsof Jezus zegt: ‘Ik doe voor iedereen een wonder, Johannes, maar voor jou even niet.’
De les die we met Johannes mogen leren ligt verborgen in de laatste belangrijke woorden van Jezus: ‘Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt’ (Lucas 7:23, NBV). In het Grieks staat voor ‘aanstoot nemen’ het woord skandalizo dat ‘een struikelblok vormen’, ‘wantrouwen’ en ‘ten val komen door’ betekent. Met andere woorden: laat het feit dat anderen genezen worden en jij niet geen struikelblok vormen, waardoor je door teleurstelling wantrouwend wordt en ten val komt. De gevangenisdeuren gingen niet open voor Johannes, zoals bij zoveel andere martelaren. God kiest er soms voor om niet in te grijpen. Johannes’ leven eindigt door het zwaard. Hij wordt onthoofd. Toch zegt Jezus dat Johannes de grootste was onder alle mensen van het Oude Verbond. Hieruit kunnen we opmaken dat Johannes ondanks zijn twijfel toch is blijven geloven in Jezus. Ondanks dat hij voor zichzelf geen wonder zag gebeuren heeft zijn geloof geen schipbreuk geleden. Hij is Jezus niet gaan wantrouwen omdat zijn omstandigheden niet veranderden. Johannes bleef op God vertrouwen, ook al begreep hij Hem niet.
God vraagt niet van ons dat we Hem begrijpen. Hij vraagt of we Hem willen vertrouwen. Als genezing in deze tijd niet komt dan hebben we nog altijd de verzekering dat we deze in de toekomende eeuw zullen zien.