In de gelijkenis van de verloren zoon houdt Jezus mij een spiegel voor. Hij nodigt mij uit om mezelf te spiegelen aan wie Hij is en in het bijzonder hoe Hij met ‘tollenaars en zondaars’ omgaat. Tijdens het schrijven van dit boek confronteerde Hij me met de farizeeër in mij, die in opstand komt tegen de open armen theologie van Jezus: iedereen is welkom in het huis van de Vader.
De spiegel die Jezus me voorhield veroorzaakte een worsteling in mij en zette het beeld van de kerk waarmee ik ben grootgebracht op losse schroeven. Jezus begon aan de poten van mijn theologie te schudden en mijn beeld van kerkzijn te bevragen. Hij opende mijn ogen voor het onthutsende gegeven dat Hij zondaars in zijn huis uitnodigde zonder dat zij hun zonden hadden beleden, noch berouw hadden getoond of zich bekeerd hadden. Hij keek me vragend aan en vroeg mij in zijn voetsporen te wandelen: Lech acharai! Volg mijn voorbeeld! Ga met de verloren zonen en dochters om zoals Ik met hen omga. Want mijn genade leidt hen naar het hart van de Vader en opent hun ogen voor de waarheid. Dit is het evangelie van genade, verwoord door de meesterverteller zelf.
Zijn woorden brachten een worsteling in mij teweeg: kan ik liefhebben zoals Jezus liefheeft? Is er in mijn hart net zoveel ruimte als in het hart van Jezus? De geestelijke betweter in mij denkt zo goed te weten wat goed en fout is, wat zuiver en onzuiver is, wat bijbels en onbijbels is. Midden in mijn worsteling nodigde Hij me uit om zijn voorbeeld te volgen. Om samen met Hem én de zondaars van deze wereld maaltijd te houden. Hij toonde mij Gods onvoorwaardelijke liefde die niemand kan verdienen (de farizeeën), maar die ook niemand kan verspelen (de zondaars). Hij nodigde mij uit voor een nieuwe omhelzing en een kus van zijn Vader, om te gaan wonen in het huis van liefde.
Uit: Live in Love