De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. (Galaten 5:22)
In Galaten 5:22 zegt Paulus dat geloof – in de zin van geloofsvertrouwen – een vrucht is van de Geest die in jou woont: De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof (pistis), zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Andere bijbelvertalingen hebben het Griekse pistis hier vertaald met ‘vertrouwen’ of ‘trouw’. De Heilige Geest in jou helpt je om God meer en meer te vertrouwen. De vrucht van geloof kan immers groeien. Waar een klein geloof het moeilijk vindt om op God te vertrouwen, heeft een groot geloof een onwankelbaar vertrouwen dat God alle dingen doet meewerken ten goede voor degene die Hem liefhebben (Romeinen 8:28).
De uitdrukking ‘kleingelovigen’ (oligopistoi; oligos = ‘weinig, gering, klein’; pistos = ‘gelovend, vertrouwend [op]’) komt vier keer in het Matteüs-evangelie voor en één keer in het Lukas-evangelie. Een kleingelovige is iemand die nog weinig geloofsvertrouwen heeft. Door zijn discipelen zo aan te spreken geeft Jezus hen zowel een vriendelijke terechtwijzing als ook een aanmoediging om in geloofsvertrouwen te groeien.
In Psalm 62 laat David zien dat geloof als vrucht van de Geest verschillende groeistadia kent. Eerst zegt hij: God is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet al te zeer Wankelen (vers 3). In het begin van zijn geloofsleven kunnen tegenstand en moeilijkheden hem best wel eens aan het wankelen brengen. Maar door God toegewijd te blijven en Gods hand op zijn leven te ervaren, is David op het punt gekomen waarop hij zegt: God is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet wankelen (vers 7).
Een groot geloof is de gerijpte vrucht van de Geest in iemands leven dat zich kenmerkt door een onwankelbaar vertrouwen in God de Vader en een stabiel geloofsleven. Een groot geloof betekent dus niet dat jij je geloof net zo lang moet oppompen totdat het groot genoeg is voor God om je gebeden te verhoren. Geloofsvertrouwen is de vrucht die groeit vanuit je relatie met God. In tegenstelling tot de gave van geloof – die al volmaakt is in zichzelf – kan de vrucht van geloof groeien. Ons geloofsvertrouwen op God kan groot of klein zijn, buitengewoon sterk groeien, vermeerderen, standvastig en hecht worden.
Teksten die spreken over geloof en geloofsvertrouwen als vrucht van de Geest:
- … indien u slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat u gehoord hebt (Kolossenzen 1:23, NBG).
- Ik zie met blijdschap de orde, die bij u heerst, en de hechtheid van uw geloof in Christus (Kolossenzen 2:5, NBG).
- Wij moeten God altijd voor u danken, broeders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen tot elkaar steeds toeneemt (2 Tessalonicenzen 1:3).
- Het einddoel nu van het gebod is liefde die voortkomt uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof (1 Timoteüs 1:5).
Groeien in geloof
Moet je werkelijk je geloof oppompen om wonderen te zien gebeuren? Maar wat moet je dan met de woorden van Jezus dat als je geloof hebt als een mosterdzaadje je tegen een berg kan zeggen: ‘Verplaats je van hier naar daar’? In het boekje ‘Groeien in Geloof’ laat Wilkin je aan de hand van de Bijbel en persoonlijke ervaringen het verschil zien tussen de vrucht van geloof (die kan groeien) en de gave van geloof (die in zichzelf volmaakt is) waardoor de kracht van God wordt vrijgezet en het onmogelijke mogelijk kan worden.
Een heldere uitleg die je helpt om op een gebalanceerde en ontspannen manier de bediening van Jezus voort te zetten.
Uit: Groeien in geloof