In de komende vier weken op weg naar Pasen zoomen we verder in op de laatste week van Jezus. De overpriesters en de farizeeën hebben Jezus al eerder gevangen willen nemen en doden. Op de dag dat Lazarus werd opgewekt uit de dood – kort voor de laatste week van Jezus – werd door de Hoge Raad officieel het besluit genomen om Jezus te doden. Of Jezus op de hoogte was van dit besluit valt uit de tekst niet op te maken. We lezen enkel dat Hij zich terugtrekt in een onbekend stadje dat Efraïm genoemd werd, ten noordoosten van Jeruzalem. Jezus trekt zich niet terug uit zelfbescherming, maar omdat het uur dat Hij gevangen zal worden genomen – het uur dat door de Vader bepaald is – nog niet is aangebroken. Jezus verblijft met zijn discipelen in Efraïm totdat de juiste tijd van het Pesachfeest aanbreekt en de voorafschaduwing werkelijkheid zal worden. Hij weet dat op de dag dat het paaslam in de tempel geslacht zal worden, Hij aan het kruis zal sterven.
De intocht van het Lam
Flavius Josephus schrijft dat op het Pesachfeest ongeveer 2.750.000 mensen in Jeruzalem aanwezig waren. Geschiedschrijvers melden dat op die dag ruim 250.000 lammeren werden geselecteerd uit de kuddes in en rond Bethlehem. Uit de Mishna – de joodse overlevering die op schrift is gesteld – weten we dat deze lammeren niet voor de wol werden gefokt, maar om tijdens het Pesachfeest geofferd te worden. De levitische herders moesten deze offerdieren met de grootste zorg omgeven. Hun paaslammeren dienden volkomen gaaf te zijn. Ze mochten geen gebrek hebben. Vier dagen voor Pesach moest elke familie een gaaf mannelijk lam uitkiezen. Dat lam moesten ze vier dagen in huis bij zich houden, om te kijken of het geen gebrek vertoonde. Joodse bronnen vermelden dat het lam werd vastgebonden aan het bed. Vier dagen lang gaven de kinderen het lam te eten en te drinken. Ze moesten in die dagen van het lam gaan houden, dat over enkele dagen voor hen geslacht zou worden.
Ook de hogepriester moet voor het Pesachfeest een volmaakt paaslam uitzoeken. Dit is het paaslam dat op vrijdag in de tempel geofferd zal worden. Op de vierde dag voor Pesach gaat hij met groot ceremonieel vanaf de tempel op weg naar Bethlehem. Honderden priesters staan schouder aan schouder langs de weg opgesteld, met drie meter lange palmtakken in hun handen. Zij begeleiden de hogepriester naar de poort, om hem hier weer op te wachten als hij met het paaslam terugkeert. Op het moment dat de hogepriester de stadspoort nadert en de stad weer betreedt, vindt ‘de intocht van het lam’ plaats. De priesters beginnen met hun palmtakken te wuiven, onder het uitroepen van Psalm 118:26: ‘Hosanna in de hoge! Gezegend hij die komt in de Naam des Heren!’ Eeuwenlang is ‘de intocht van het lam’ een voorafschaduwing geweest van hét moment dat het echte Lam van God de stad zal binnenkomen. Op de dag dat ‘de intocht van het lam’ plaatsvindt, komt Jezus via Jericho – waar Hij de blinde Bartimeüs heeft genezen en met Zacheüs de tollenaar aan tafel ging – aan in Jeruzalem. Vanwege het aanstaande Pesachfeest is het een drukte van belang in de stad. Terwijl de hogepriester met het lam door de Schaapspoort binnenkomt, komt Jezus – waarschijnlijk via de Oosterpoort – op een ezel aangereden. In groten getale wordt Hij door de pelgrims verwelkomd. Zij haten de Romeinse bezetter. Ze hebben gehoord hoe Jezus, de immens populaire rabbi, Lazarus heeft opgewekt uit de dood. Deze Jezus, die doden kan opwekken, moet hen van de Romeinse macht verlossen. Ze spreiden hun mantels en palmtakken voor Hem uit als voor een koning. Ze lopen voor Hem uit en ze lopen achter Hem aan. Uitgelaten van vreugde beginnen ze te roepen: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’
Hoewel het kruis op Jezus wacht, komt Hij niet als een martelaar de stad binnen, maar als een koning. Zijn weg naar het kruis is niet zijn ondergang, maar een zegetocht. Ze halen Hem in als hun nieuwe koning, maar beseffen niet dat op dat moment hét Paaslam voor de wereld binnenkomt. Jezus huilt. Hij hoort hoe de mensen de juiste woorden van Psalm 118 gebruiken, maar Hij ziet ook dat ze niet weten hoe deze profetische koningspsalm vervuld gaat worden. Het toejuichen door de pelgrims blijft niet zonder respons van de farizeeën, die ontstemd zijn. Zij zeggen tegen Jezus: ‘Meester, roep uw leerlingen tot de orde.’ Al die tijd heeft Jezus zijn ware identiteit en missie verborgen gehouden. Hij heeft zelfs zijn discipelen bevolen dat ze niemand mogen zeggen dat Hij de Messias is. Maar nu antwoordt Hij: ‘Neem van Mij aan: als zij zwijgen, zullen de stenen het uitroepen’ (Lucas 19:40, GNB).
Onder de mensen die naar het feest zijn gekomen bevindt zich ook een aantal Griekse pelgrims, zogenoemde proselieten. Zij geloven in de God van Israël, maar zijn niet besneden. Ze mogen maar een beperkt aantal offers brengen en mogen straks niet van het paaslam eten. Waarschijnlijk hebben zij het nieuws over de opwekking van Lazarus gehoord. Ze vragen aan Filippus of ze Jezus mogen ontmoeten. Filippus aarzelt en overlegt met Andreas, die net als hij een Griekse achtergrond heeft. Als ze samen het verzoek aan Jezus voorleggen, antwoordt Hij: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven’ (Johannes 12:23-24). Jezus noemt zichzelf ‘de Mensenzoon’. De Mensenzoon is een Messiaanse titel. Jezus houdt zijn werkelijke identiteit niet langer verborgen. Als de Mensenzoon verwijst Hij naar de profetie van Daniël, waarin zijn heerschappij wordt beschreven: ‘Zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor zijn aangezicht naderbij komen. Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en zijn koningschap zal niet te gronde gaan’ (Daniël 7:13-14, HSV).
Op de vraag van Filippus en Andreas zegt Jezus letterlijk: ‘Het uur is gekomen’ (Johannes 12:23). Op het door God vastgestelde uur zal Gods grootheid gezien worden in Jezus’ lijdensweg en in zijn opstanding. Dan zegt Jezus: ‘Ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij slechts één graankorrel. Maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. (..) Maar nu: mijn hart breekt, wat moet Ik zeggen? Vader, bespaar Mij dit uur? Maar Ik ben juist gekomen om dit uur door te maken. Vader, laat uw glorie zien, toon wie U bent!’ (Johannes 12:24,27-28a, GNB). Op dat moment klinkt er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en Ik zal mijn grootheid weer tonen’ (vers 28b). De omstanders die het horen, zeggen tegen elkaar: ‘Het was een donderslag!’ Anderen zeggen: ‘Een engel heeft iets tegen Hem gezegd!’ Maar Jezus zegt: ‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. Nu wordt deze wereld geoordeeld; nu zal de heerser van deze wereld van zijn troon gestoten worden’ (vers 29-31, GNB).
Wil je wekelijks onze Vrij Zijn Onderwijsbrief ontvangen? Vul je gegevens hieronder in en ontvang net als meer dan 21.000 abonnees iedere week een mailing met filmpjes, quotes en korte meditaties uit Wilkin zijn boeken: