En wat u ook zult vragen in mijn Naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zal worden. Als u iets vragen zult in mijn Naam, Ik zal het doen (Johannes 14:12-14).
Toen Petrus geloof van God kreeg voor genezing van de verlamde man, gaf hij in de naam van Jezus Christus van Nazareth de man een bevel: ‘Sta op en loop!’ Petrus gebruikte de woorden ‘in de naam van Jezus’ niet als een magische formule. Het bevel in de naam van Jezus was in overeenstemming met de wil van Jezus, die door de Heilige Geest tot Petrus gesproken had.
Petrus vroeg dus niet aan God of Hij de verlamde man wilde genezen. Dat had de Heilige Geest hem al laten weten. Op grond van wat Jezus hem had geleerd tijdens de les van de vijgenboom, wist Petrus dat hij nu niet moest twijfelen. Het was alsof Jezus opnieuw tegen hem zei: Twijfel nu niet in je hart, maar geloof dat wat je zegt [wat de Heilige Geest tot je gesproken heeft], gebeuren zal, het zal je gebeuren wat je zegt. Geloof dat je het ontvangen zult, en het zal je ten deel vallen (naar Marcus 11:23-24). En zo is het gegaan.
Het was alsof Jezus zelf deze woorden uitgesproken had, waardoor de kracht van de Heilige Geest werd vrijgezet en het onmogelijke mogelijk kon worden. Petrus had de behoefte om uit te leggen dat het niet door zijn kracht of door zijn geloof was dat de man weer kon lopen: ‘Het geloof dat Jezus schenkt, heeft hem in aanwezigheid van u allen gezond gemaakt!’ (Handelingen 3:16, NBV).
Op eenzelfde manier had Jezus Lazarus – die gestorven was en al vier dagen in het graf lag – bevolen op te staan. Jezus had gezegd om de steen die voor het graf lag weg te nemen. Toen ze de steen wegnamen sloeg Jezus zijn ogen op en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord’ (Johannes 11:41). De woorden ‘Ik dank U dat U Mij hebt verhoord’ vertellen ons dat God eerder tot Jezus gesproken had dat Lazarus zou opstaan uit de dood. Alles was gereed voor het wonder. Daarom vroeg Jezus zijn Vader niet om hulp, maar dankte Hij zijn Vader dat Hij Hem had verhoord. Jezus hoefde alleen nog maar het bevel te geven: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ waarop zijn geliefde vriend zou opstaan uit de dood.
Daarom schrijft Johannes later: ‘Dit is de vrijmoedigheid die wij hebben in het toegaan tot God, dat Hij ons verhoort, telkens als wij iets bidden naar zijn wil. Dan weten wij dat wij het gevraagde, dat wij van Hem hebben gebeden, ontvangen’ (1 Johannes 5:14-15).
Op het moment dat de Heilige Geest jou de gave van geloof geeft voor een wonder, dan spreek je dit uit in de naam van Jezus. Op zijn gezag. In zijn autoriteit. Omdat Hij persoonlijk tot je gesproken heeft. Dat maakt je vrijmoedig, zoals Johannes schrijft, omdat je iets uitspreekt naar Gods wil. Dan weet je in je geest dat wat je Hem vraagt of in zijn naam uitspreekt al hebt ontvangen.
Uit: Groeien in geloof