‘Zegen, omdat u weet dat u daartoe geroepen bent, opdat u zegen zult beërven’ (1 Petrus 3:9).
Toen Jezus zijn discipelen en de zeventig uitzond om de boodschap van het Koninkrijk van God te verspreiden, gebood Hij hen om naar de mensen toe te gaan met de vredegroet. Dit betekende dat zij de mensen de heelheid van God toewensten in elk aspect van hun leven; in hun relatie met God, zichzelf, de naaste en de schepping: ‘Welke stad of welk dorp u ook binnenkomt, onderzoek wie het daarin waard is, en blijf daar tot uw vertrek. Als u het huis binnentreedt, geef het de vredegroet; en indien het huis het waard is zo kome uw vrede daarover; doch indien niet, zo kere uw vrede tot u terug’ (Matteüs 10:11-12, NBG).
In veel kerken en gemeenten wordt aan het eind van de dienst de zegen uitgesproken. Gods zegen ontvangen is van grote waarde. De Bijbel leert ons dat iedere christen die weet dat hij rein voor Gods troon staat, geroepen is om mensen te zegenen: ‘Zegen, omdat u weet dat u daartoe geroepen bent, opdat u zegen zult beërven’ (1 Petrus 3:9).
Zegenen is een levenshouding. Wie zegent wordt door God gezegend. God wilde Abraham rijkelijk zegenen, zodat hij tot zegen voor anderen zou zijn. Door het wonder van het kruis hebben ook wij deel gekregen aan deze zegen van Abraham. Jezus zei dat Hij gekomen is om ons leven en overvloed te geven. Overvloed om van uit te delen!
Zegenen is niet zomaar goede woorden spreken. Een wens is immers nog geen zegen. Want zegenen is zoveel meer dan een wens. Het is niet iemand het goede van God toewensen, maar dat goede op hem leggen door de woorden die we in verbondenheid met God mogen uitspreken. Zodat God zijn zegen er aan kan verlenen.
In de Bijbel vinden we verschillende zegenbeden, maar nergens wordt de bedoeling van een zegen zo mooi verwoord als in de Aäronitische zegen. Deze zegenbede laat ons zien dat God de God van liefde, genade en vrede is: ‘En de Heere sprak tot Mozes: Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen: De Heere zegene u en behoede u! De Heere doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De Heere verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede! Zo moeten zij mijn naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen’ (Numeri 6:22-27).
De Aäronitische priesterzegen speelde in Israël een belangrijke rol in de tempeldienst. Aan het einde van de dagelijkse offerplechtigheid werd deze zegen uitgesproken. De dienstdoende priester stond daarbij met zijn gezicht naar het volk gekeerd en sprak met uitgespreide handen de zegenbede over de mensen uit. Ook aan het einde van een bijeenkomst in de synagogen werd de priesterzegen uitgesproken, gevolgd door het ‘amen’ van de gemeente. En een vrome Jood reciteert deze zegen als hij dagelijks zijn gebeden opzegt.
Het is Joodse ouders toegestaan om de priesterzegen uit te spreken in de huiselijke situatie. In een orthodox huisgezin zegent de vader zijn kinderen op de sabbatavond met de woorden van de priesterzegen. Als de vader er niet is, doet de moeder het, want de zegen zal altijd worden uitgesproken.