Een predikant vertelde hoe hij elke zomer de deur van zijn kerk vier weken achter elkaar op slot deed. Hij gaf zijn gemeenteleden opdracht om in deze zomermaand andere kerken in de stad te bezoeken, hun broeders en zusters te leren kennen en als ze ervoeren dat ze daar meer tot zegen konden zijn daar dan moesten blijven. Op deze manier wilde hij hen leren het lichaam van Christus in hun stad lief te hebben. Het gevolg van deze zomertraditie was dat de relaties tussen de kerken in de stad veel hechter werden en dat de gemeenteleden die naar hun kerk terugkeerden meer gemotiveerd waren dan ooit om zich in te zetten voor de bloei van hun stad.
In Psalm 133 laat koning David ons zingen: ‘Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen.’ Letterlijk staat er ‘als broeders neerzitten en verenigd werken als één.’ David zingt het uit: ‘Dáár gebiedt God zijn zegen!’ Als wij in eenheid optrekken en samenwerken heeft dat positieve gevolgen voor de maatschappij. Davids troonopvolger schrijft dat oprechte mensen een zegen zijn voor een stad en die doen groeien en bloeien (Spreuken 11:11). Jeremia riep de ballingen in Babel op om te bidden voor de bloei van de stad, ‘want de bloei van de stad is ook jullie bloei’ (Jeremia 29:7). Het is Gods bedoeling dat op deze manier het evangelie de wereld zal veranderen. Laten we ons samen inzetten voor haar vrede, dan zullen we samen Gods rijke zegen ontvangen.
Wat we samen kunnen doen, moeten we echt samen gaan doen. Laten we samen bidden voor onze steden en dorpen. Laten we God bidden om een gezamenlijke visie voor onze woonplaats en laten we de lokale overheid vragen ons een opdracht te geven die zo groot is dat we het alleen kunnen realiseren als we samenwerken. Aan onze onderlinge liefde zal de wereld zien dat wij discipelen van Jezus zijn: ‘Hierdoor zullen allen inzien dat u mijn discipelen bent: als u liefde onder elkaar hebt’ (Johannes 13:35, HSV).
Uit: Ik ben één van wij